mr. J. Wedeven, 2014
Als we onze vrijheid willen verwezenlijken, moeten we steeds goede beslissingen nemen.
Wanneer aan de criteria voor goede beslissingen ter verwerkelijking van onze vrijheid zoveel mogelijk is tegemoet gekomen, zijn we er nog niet. We moeten waakzaam zijn en ons bewust van de momenten dat er iets valt te beslissen.
Onze keuzes dienen te worden ondersteund door voldoende feitenkennis. Bedenk daarbij dat een feit eigenlijk een menselijk produkt is. Een vaststaand feit is een relevant gegeven; maar wat is wel relevant en wat niet? (Feiten en meningen moeten strikt onderscheiden worden, maar ze liggen wel vlak naast elkaar.)
Onze beslissingen en onze daden horen in overeenstemming te zijn met religieuze en humanitaire uitgangspunten als respect, wederkerigheid, eerlijkheid (goede trouw), rechtvaardigheid, en barmhartigheid. Dat geldt voor individuele keuzes en daden, maar ook voor wat (overheids)instellingen doen.
Onze beslissingen moeten ook door de beugel kunnen van specifieke normen, die we ons zelf opleggen.
En geestelijke vrijheid behelst in de allereerste plaats dat we niet de slaaf zijn van onze inwendige driften.
Een individu kan het niet stellen zonder anderen en ook niet zonder de samenleving.
De samenleving, de staat, stelt beperkingen aan de individuele vrijheid terwille van ons gemeenschappelijk belang. (Het scheppen van ontplooiïngsmogelijkheden of voorwaarden daarvoor en het bieden van bescherming tegen geweld (van buitenaf of onderling) is voor iedereen van belang.)
De burgers moeten zich bepaalde opofferingen getroosten om aan dit soort zaken bij te dragen. Daarmee realiseren ze tegelijkertijd hun vrijheid. Een overheid is nodig voor de concrete organisatie van die algemene belangenbehartiging.
Die hoort dus niet thuis in de private sector. Als het bedrijfsleven met z’n hiërarchische structuur zich mag ontfermen over algemene voorzieningen, ontstaat cumulatie van geld en van macht zonder voldoende democratische controle. Het blikveld vanuit het bedrijfsbelang is beperkt. Handel en gemarchandeer waarbij het profijtbeginsel absolute voorrang krijgt boven solidariteit, buitensporige winsten en krankzinnige salarissen of uitverkoop van kapitaalgoederen: al die praktijken zijn meer regel dan uitzondering.
Er is een basisniveau van voorzieningen noodzakelijk. Zonder die basis zijn er geen reële keuzemogelijkheden en is er dus geen echte vrijheid voor de burger.
In dit verband is interessant wat de Amerikaanse econoom Galbraith aanbeveelt als goede politiek. Hij signaleert een oneerlijke verdeling van de wereld in de “have’s” en de “have not’s”. Hij pleit ervoor te streven naar een minimum aan noodzakelijke voorzieningen voor iedereen op onze planeet: huisvesting, voeding, kleding, onderwijs, gezondheidszorg. Zonder een minimale basis voor iedereen in een land is democratie feitelijk niet te verwezenlijken.
Een beleid dat vooral is gericht op dat minimum, zou - nog afgezien van de humanitaire verdienste - pas echt goed zijn voor de economie. De ‘effectieve vraag’ zou op daarmee immers enorm worden gestimuleerd. Het is schrikbarend te bedenken wat een potentieel aan kansen de mensheid laat liggen door zich heel kortzichtig te richten op allerlei afzonderlijke belangen.
Copyright © 2014 - 2017 mr. J. Wedeven, Groningen