mr. J. Wedeven, 2014
Aan de vooravond van de Franse revolutie (1789) - waarvan wij de ‘nazaten’ zijn - bedacht de geleerde denker J.J. Rousseau ter fundering van het staatsgezag (dat daadwerkelijk borg zou moeten staan voor de behartiging van het gemeenschapsbelang) een denkbeeldige constructie: ’le contrat social’. Soms kan gebruik maken van een fictie verhelderend werken, vergelijkbaar met het hanteren van een bepaald ‘denkmodel’.
In dit imaginaire verdrag delegeert de burger (eigenlijk: aspirant-burger) een deel van zijn vrijheid aan de Staat terwille van ‘le volonté general’, die het algemeen belang tot uitdrukking brengt. Die algemene wil (in de vorm van wetgeving) is idealiter gegrondvest op dit contrat social, maar kan feitelijk komen te staan tegenover ‘le volonté de tous’: de wil van de absolute meerderheid. Er onstaat dan maatschappelijke onrust, of zelfs revolutie.
Eerder, in de beginperiode van de Verlichting, had de Engelsman Thomas Hobbes in zijn staatsfilosofie een dergelijk denkbeeldig verdrag gestipuleerd. In een oerverdrag heeft het individu ooit (op een achternamiddag) zijn soevereiniteit (in de betekenis van zelfbeschikkingsmacht) prijsgegeven aan de Staat.
Zoiets zou je je voor kunnen stellen. Zonder een dergelijke geste zou de mensheid overgeleverd zijn aan zijn eigen inhumane neigingen. Immers, de mens is voor zijn medemens een wolf (“homo homini lupus”), zo stelde deze schrijver vast: een levensgevaarlijk wild roofdier. En daarin had hij geen ongelijk. Wij constateren het met leedwezen.
Er moet dus een sterk overheidsgezag zijn, anders staan de mensen elkaar naar het leven. Zo bezien kun je nog beter een dictatoriaal bestuur hebben dan helemaal geen bestuur. Zonder een enigszins behoorlijke overheid maken machtsmisbruik, willekeur en wreedheid de dienst uit. Denk aan landen als Sierra Leone of Liberia. Uitbuiting ligt snel op de loer, ook bij ons.
Democratie is een uitvinding. Dat verreweg de meeste landen geen democratisch bestuur hebben, in de verste verten niet, is mede het gevolg van een groot gebrek aan een enigszins gelijkmatig verdeelde welvaart.
De algemene ethische principes die de contouren van onze vrijheid bepalen, veranderen in wezen niet, terwijl onze cultuur voortdurend aan allerlei ontwikkelingen en veranderingen onderhevig is. Dat lijkt misschien nogal vanzelfsprekend, maar dat is toch niet zo. Daar wordt heel verschillend over gedacht.
De grootschaligheid in onze moderne samenleving werkt individualisme en egocentrisme in de hand. Wanneer vervolgens stelselmatig misbruik wordt gemaakt van vrijheid en onze overheid steeds te weinig verantwoordelijkheid op zich neemt en niet corrigerend optreedt, verliest zij haar gezag, en op den duur ook haar legitimiteit. In het ergste scenario krijgen op een gegeven moment antidemocratische groeperingen de kans de macht over te nemen vanuit frustratie. Dan zijn we nog verder van huis.
De problemen van de moderne maatschappij staan in nauw verband met miskenning en misbruik van onze individuele vrijheid. Als men bijtijds tot bezinning komt, hoeven die moeilijkheden niet uit te monden in een doemscenario: om te beginnen bezinning in de individuele sfeer, en per slot van rekening in de politiek. Een overheid die zijn bevoegdheid niet of verkeerd gebruikt, maakt misbruik van zijn bevoegdheid en zijn macht.
De toekomst van de politiek is onvoorspelbaar. Juist daarom heeft vrijheid iets te betekenen. Vrijheid houdt een opdracht in. Vrijheid is zelfs van beslissende betekenis. In conflicten of problematische situaties is datgene wat bevorderlijk is voor de algemene vrijheid - normatief opgevat - doorslaggevend of hoort dat te zijn. Vrij zijn mag niet een illusie zijn.
Copyright © 2014 - 2017 mr. J. Wedeven, Groningen