Jakobs bedrieglijke geschiedenis (2)

      door mr J. Wedeven

Moraal?

Wat zou de moraal van het verhaal zijn? Op cruciale momenten komt de god van Jakob om de hoek kijken. Die heet ook zo in het verhaal, de god van Abraham, Isaak en Jakob. Men zou vermoeden dat daar morele overwegingen te vinden zijn, in die tekstdelen. Toch isdat niet zo. Pas aan het slot, als de buit binnen is, promoveert deze trouwe metgezel zichzelf tot god van Israël - d.w.z.: dat lijkt zo. Maar dat laten we even buiten beschouwing.

We bekijken eerst de feiten en laten ons geen zand in de ogen strooien. Dan blijkt - opvallend genoeg - nergens expliciet dat Jakob, die schuldig is en dat weet (tegenover Ezau en Laban), zich ook werkelijk schuldig voelt. Over moraal gesproken. Als we dat zouden willen doen. Alles wat dit personage zegt of doet, wijst in tegenovergestelde richting.

Kortsluiting

Wel levert hij een zwaar gevecht met een onbekende - het bovenmenselijke - waar hij mank uit tevoorschijn komt, en wel vlak voor zijn confrontatie met Ezau. We krijgen deze strijd aangereikt als een afrekening. De beschrijving dwingt tot die interpretatie. De vreemde vechtersbaas wordt wel aangeduid als een engel, al staat dat woord nergens in de tekst. Aha, kijk eens aan mensen, God heeft nu maar een engel uitgezonden? Ja, dat hadden ze gedacht.

Nu kom ik terug op het optreden van de godheden in deze vreemde geschiedenis. Want zo gemakkelijk komen we er niet van af. Zo gemakkelijk komt zelfs deze aartsvader er niet vanaf. God, hoe ook genaamd, is beslist niet equivalent met Jakobs god die hem steeds bemoedigt als hij bedrog heeft gepleegd. Daarbij komt zijn schuld niet ter sprake. Hij staat aan Jakobs kant en helpt hem zonder mankeren, zij het zonder in te grijpen als een deus ex machina.

Deze is dus per se niet dezelfde godheid als die, welke nu maar even een engel uitstuurt. Wie dat aanneemt, veroorzaakt kortsluiting. Wie daarvan uitgaat, kan het verhaal beter niet lezen. De bewuste passage zelf eist dat deze mysterieuze onbekende iets anders goddelijks is. Na Jakobs tweestrijd bij de beek ”Jabbok” vraagt “de ander” naar Jacobs naam. Daarmee laat Genesis merken dat die ander niet Jakobs (eigen) god is.

Het goddelijke

Het is iemand, die eindelijk Jakob ter verantwoording roept en die hem straft: in de gedaante van een onbekende. Het gebeuren krijgt daardoor een huiveringwekkende lading. Jakob krijgt genade. Hij laat de ander niet gaan, en hij dwingt hem zelfs een zegening af. Het pleit is beslecht. De onbekende heeft zich onthuld als een echte God.

Jakob heeft die god voor zich gewonnen, en hij krijgt van deze god de naam “Israël”. Die naam moet hem op de toekomst richten. De god van Abraham en die van Isaäc en die van Jakob doen denken aan voorouderverering. In dit verhaal vertoont die overgeërfde god van Jakob totaal geen moreel gezag. De nieuwe God van Israël heeft zich thans enig moreel gezag bevochten op Jakob.

Nu kan de gelouterde zondaar oversteken om zijn broer te ontmoeten. Die overtocht was erop of eronder. De verteller laat het verhaal zelf spreken. Maar met dit ingrijpen geeft hij een duidelijke toelichting op Jakobs morele positie. Daarmee is de clou nog niet gegeven. Temeer daar het verhaal daarmee nog niet is voltooid.

Wie is Jakob?

Jacob is weliswaar een aartsvader - of hij wordt dat - maar toch is het een uitgekookte bedrieger en een onverbeterlijke egoïst - kortom een boef. Hij vlucht uit angst voor zijn oudere tweelingbroer, die hij een rotstreek heeft geleverd. Ik kom daar zo meteen op terug. Hij vat snel moed met hulp van zijn god. Daarbij kan hij geen schuldgevoelens gebruiken. Die komen, zoals we zagen, ook niet ter sprake. Zijn oom Laban helpt hem. Hij bedriegt Laban, en gaat er met de buit vandoor.

Per saldo (na 20 jaar op de boerderij) is dat laatste zeker het geval. Een mooie complicatie is, dat ook Laban bedrog pleegt. Hij verwisselt Lea en Rachel. En hij ontfutselt Jakob vee, dat hij hem had beloofd. Maar hij is toch vooral zijn redder en weldoener. Je zou al lezende haast vergeten, dat Laban per slot van rekening zijn eigen belangen heeft als leider van zijn clan. Zonder hem zou Jakob verloren zijn geweest.

Genesis maakt het wel heel onwaarschijnlijk dat Jacob zich schuldig voelt tegenover deze Laban, gezien de onsympathieke manier waarop hij op het laatst tegen hem tekeer gaat. Dat is een cruciaal moment. Laat de lezer zich toch meeslepen door de boze verwijten van de held van de parabel? De schrijver is zo handig zijn hebzuchtige personage sprekend in te voeren; net als Laban even eerder: om zich te beklagen.

Lees verder >>>