mr. J. Wedeven, april 2021
Wat is moreel verantwoord in een moeilijke situatie? Is ieder mens volledig verantwoordelijk voor z'n eigen daden, ongeacht beïnvloeding van buitenaf? Wat is juist in moreel opzicht? Dat hangt er vanaf hoe je het bekijkt. Welke morele lens leg je over de werkelijkheid heen om zulke vragen te beantwoorden? Moraalfilosofie onderzoekt het doen en laten van de mens die zich van het dier onderscheidt door onderscheidingsvermogen inzake goed en kwaad, met andere woorden door moreel besef. De één heeft meer moreel besef dan de ander, dat verschilt nogal. Mensen zijn dieren in biologische zin, maar ook redelijke en zedelijke wezens, veroordeeld tot hun condition humaine. Ethische wijsbegeerte bestudeert goed en kwaad en "het goede leven".
De meest voor de hand liggende benaderingswijze van morele vraagstukken - de lens die we gebruiken om goed en kwaad en het goede leven te onderzoeken - is die van de rechtvaardigheid, van rechten en plichten. Rechtvaardigheid of gerechtigheid is een doel in zichzelf; het dient geen ander doel dan zichzelf, behalve het bevorderen van de algemene vrijheid. Mensen zijn immers bedoeld om vrij te zijn, zoals ik stel in "Vrijheid, plicht of illusie?" op deze website.
Deze benadering, dit perspectief van de rechtswetenschap, ligt voor de hand als ethisch kompas omdat maatschappelijke problemen verband houden met recht en wet, plichten, bevoegdheden en rechten. In het algemeen zijn goede en kwade trouw, moraal en fatsoen van wezenlijk belang in conflictsituaties of penibele toestanden die om een oplossing vragen. Stel ik de vraag - wat is hier de juiste beslissing of de juiste handelwijze, dan bedoel ik: wat is rechtvaardig. Moraal en fatsoen zijn rechtens relevant omdat handelen in strijd met de algemene beginselen van moraal en fatsoen onrechtmatig, dat wil zeggen onjuist en dus veroordelenswaardig is. Andersom zijn onrechtvaardige praktijken onethisch, verwerpelijk in morele zin.
Bona fides is cruciaal. Zij is zowel ethisch als juridisch relevant. Ze is als morele conditie niet afdwingbaar en toch altijd vereist met alle implicaties die daarbij horen. Het adagium Man soll sein Glauben finden wo man es gelassen hat is kenschetsend voor het precaire karakter van bona fides. Het woord gelassen kan een gunstige of een ongunstige betekenis aannemen. Een bonafide levensinstelling is een noodzakelijke voorwaarde voor het goede en deugdzame leven, voor het nastreven van vrijheid en zelfontplooiing. De ideale of geïdealiseerde Bona Fides heeft religieuze betekenis. Zie "Recht en religie" op deze website. De klassieke deugden zijn moed, matigheid, wijsheid en rechtvaardigheid. Aristoteles en geestverwanten streven naar voortreffelijkheid en met minder nemen zij geen genoegen. Ondeugden, human bondage, behoort men te overwinnen ter wille van de vrijheid.
Van groot belang voor de rechtswetenschap en eveneens voor de ethiek is het gelijkheidsbeginsel, de gelijkwaardigheid van alle mensen. Die principiële gelijkheid betreft niet alleen identiteiten als etnische afkomst of godsdienstige overtuiging, maar geldt menselijkerwijs gesproken evenzeer in weerwil van verschil in machtspositie, dus ondanks machtsongelijkheid vanwege status of welstand. In geval van machtsongelijkheid liggen misbruik van bevoegdheid en misbruik van macht en willekeur op de loer. Het was de grote verdienste van de grote geesten in onze geschiedenis dat zij streden voor die beide soorten gelijkwaardigheid (die elkaar overlappen). Ik denk aan Mahatma Gandhi, Martin Luther King en Nelson Mandela. En in de eerste plaats aan Jezus van Nazareth, leermeester in de traditie van de joodse profeten ofwel klokkenluiders. Ware religie verbindt mensen in gelijkwaardigheid en goede trouw. De minsten onder ons zoals bijv. de dak- en thuislozen verdienen evenveel eerbied en respect als de rijken en de hoogwaardigheidsbekleders. In een beschaafde samenleving worden de gedepriveerden hersteld in hun menselijke waardigheid. Ook veroordeelde moordenaars en kinderverkrachters hebben recht op respect voor hun mens zijn en op een humane behandeling.
Na W.O.II is het gelijkheidsbeginsel gecodificeerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het is ook neergelegd in art.1 GW en in andere Constituties. De betekenis van het gelijkheidsbeginsel voor de minder bedeelden, de machtelozen en de onderdrukten in de samenleving is niet geëxpliciteerd in desbetreffende wetsartikelen, maar is een kwestie van common sense.
De utilitaristische beschouwingswijze van ethiek, die in overeenstemming is met de neoliberale ideologie, staat op gespannen voet met dit gelijkheidsbeginsel. Maximalisatie van het netto nut kan betekenen dat velen geluk hebben terwijl weinigen moeten lijden. Kwantificeren van nut of geluk verraadt een materialistische levensbeschouwing, materialisme in levensbeschouwelijke zin.
De visie van de rechtswetenschap en de utilitaristische visie op moraal en ethiek zijn individualistisch van aard. (Een mens is niet echt een individu. Het leven staat niet op zichzelf. We zijn verbonden met elkaar en afhankelijk van elkaar en van de natuur.) In die visies gaat men uit van het rationele en min of meer onafhankelijke individu. Ieder mens streeft naar een zekere mate van welstand, zelfontplooiing en vrijheid in de zin van autonomie. Daarbij is een mens evenwel afhankelijk van anderen en hulpbehoevend als een kind dat liefhebbende en zorgzame ouders nodig heeft. Machtsongelijkheid is niet per se verkeerd.
De ouder, de onderwijzer, de arts of de verpleegkundige zorgt voor degene over wie hij of zij zich ontfermt, uitgaande van diens noden, behoeften en wensen en van wat de concrete situatie vereist. De op zorg of caritas geïnspireerde ethiek gaat niet uit van het individu maar van de persoonlijke relatie en van solidariteit. Het streven is verbinden. Mensen zijn niet alleen redelijke wezens, maar ook personen met inlevingsvermogen die zorg en liefde (willen) geven en ontvangen. Do you care? Wie is de naaste van de beroofde en gewonde reiziger in de parabel van de barmhartige Samaritaan? Degene die zich daadwerkelijk om hem bekommert. Echte zorg is onbaatzuchtig. Het gaat niet om wat je denkt of zegt, maar om wat je doet in relatie tot de ander. Abstracte theoretische verhandelingen over ethiek - daar heeft de door caritas geïnspireerde ethiek geen boodschap aan. De persoonlijke relatie staat centraal, waarbij eigenheid en diversiteit positief worden gewaardeerd.
Stel eens het penibele geval van het zwarte scenario in een overbelast ziekenhuis. Twee patiënten, een jonge en een bejaarde man, hebben een levensreddende operatie nodig. Slechts één van beiden kan worden geholpen. Gesteld dat de kans van slagen van beide operaties even groot is, wie moet de arts dan helpen? Hier biedt de op rechten en plichten geënte ethiek geen uitweg. Het gelijkheidsbeginsel is wel van toepassing maar geeft geen uitsluitsel. Utilitaristisch georiënteerde ethiek biedt een oplossing: het grootste aantal geredde levensjaren als criterium hakt de knoop door. Het op nut georiënteerde denken over ethiek ondervindt geen hinder van het gelijkheidsbeginsel. Maar hoe precies wordt het salomonsoordeel geveld? De door caritas geïnspireerde ethiek biedt hier in zoverre een oplossing, dat die gericht is op het persoonlijk contact tussen arts en patiënt. De arts neemt geen beslissing zonder communicatie met zijn personeel en zijn patiënten. Wellicht stemt de bejaarde patiënt ermee in dat hij plaats maakt voor zijn jonge medepatiënt.
Lees verder >>>Copyright © 2021 mr. J. Wedeven, Groningen