Jakobs bedrieglijke geschiedenis (4)

      door mr J. Wedeven

Loyaliteit tegenover kortzichtig eigenbelang

De veehouder Laban is de geheime held in de parabel. Hij had zijn neef ook als knecht kunnen aannemen. Zijn generositeit woog zwaarder dan zijn materialistische eigenbelang. Zijn zonen vonden Jakob hebzuchtig. Of dat een roddel was, vertelt Genesis niet. Het is wel de suggestie. Jakob de boef had een voorbeeld aan zijn oom moeten nemen na zijn wandaad in het begin van de parabel.

De oerzonde

Ten slotte kom ik terug op die wandaad, het absurde misdrijf waar de hele historie uit voortvloeit. Het gaat om zondeval. Om dat tot uiting te laten komen, ontfutselt de hoofdrolspeler zijn vader de zegen, die voor zijn broer was bestemd. In het verhaal kan dat. En het levert hem de "eigendom" op (door diefstal met bedrog) van de erfopvolging.

Om dat idee van de oerzonde te benadrukken, krijgt het bedrog mythische proporties aangemeten. Moeder Rebecca wordt te kijk gezet als aanstichtster van het kwaad. Dat stemt overeen met het aangeven van de sappige appel door Eva. Als beschrijving van een werkelijke gebeurtenis is deze zondige daad niet geloofwaardig, maar zo is het gebeuren ook niet zozeer bedoeld. Dat zullen we zien.

Het oergegeven van de zonde wordt hier opnieuw opgevoerd en uitgewerkt door Genesis. De zonde die Jacob begaat, manifesteert zich vervolgens in zijn actieve loopbaan. De hele levensloop van deze figuur komt voort uit die zonde.

De auteur vertelt met humor over deze fantasievolle oplichterij. De manier waarop de slechtziende vader zich laat bedotten, is nogal kolderiek. Zo vraagt hij Jakob om het nepwildbraad, dat hem in een goede stemming zal brengen, dichterbij te zetten. De lezer weet dat Ezaus echte wildbraad in aantocht is. Te laat. De verteller maakt er een mooi drama van, en een klucht.

Dierlijke driften; menselijke vrijheid

Jacob bekleedt zich met dierenvellen om zijn vader te bedotten. (Die meent daardoor dat hij de ruige Ezau de handen oplegt). Dat is een verwijzing naar de dierenwereld. Daarmee suggereert de auteur dat de kwaadaardige driften en neigingen van de mens uit het dierenrijk afkomstig zijn, of daaraan verwant. Dat is geen vreemde gedachte, zoals wij nu weten. Ook het feit dat voedsel een grote rol speelt in het bedrog, verwijst naar het primitieve en het dierlijke. Het ligt in de sfeer van de primaire levensbehoeften. Eerder had Jakob zijn hongerige broer voor de mal gehouden met een kom soep: hij "koopt" daarmee de erfopvolging, het leiderschap van de clan.

Het kwaadaardige egoïsme van het personage in kwestie wordt in deze parabel ten toon gesteld als een dierlijke oerdrift. De hoofdpersoon laat zich daardoor leiden. Op cruciale momenten steken sluwheid en hebzucht de kop op. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, al is Jakob daarmee nog niet een Kaïn.

Daarvan uitgaande is de zondigheid van de mens, gegeven zijn vrijheid, zijn keuze zich te laten leiden door die dierlijke driften die menselijkerwijs gesproken verderfelijk zijn.

Tegenover het kwaadaardige personage staat het sympathieke personage: Laban. Dat is op zichzelf hoopgevend. Onze menselijke vrijheid veroordeelt ons niet tot slechtheid. Aartsvader Jakob, in wie Genesis ons een spiegel voorhoudt, kon een voorbeeld nemen aan zijn loyale oom. Dat had hij moeten doen. Als onderwerp van deze mythe, is hij een voorbeeld van hoe iemand zich niet moet gedragen. Dat is het originele van het verhaal en tegelijkertijd het cynische ervan.

Uitverkoren volk

De wereldgeschiedenis geeft veel aanleiding tot cynisme. Het joodse volk is grotendeels uitgemoord door de christenen. Die beschouwen hun joodse leermeester Christus als zondebok van god, voor hun eigen zonden. Dat is de Joden duur komen te staan.

Het is geen toeval dat de wrede Romeinen die het christendom overnamen, de Joden de schuld gaven van de moord op Christus. Het Joodse volk was in die tijd al lang hun zondebok. In een lasterlijke mythe vol bijgeloof laten ze de beruchte Pilatus optreden als een goeiige, bangelijke sufferd die kruisiging graag wil voorkomen, maar helaas machteloos staat tegenover collaboratie en verraad. De Romein Lucas verzon nog een lelijke rol voor de joodse wreedaard Herodes, die echter al lang in zijn praalgraf lag.

De echte Pilatus liet Jezus kruisigen om de Joden angst aan te jagen. Hij mocht als proconsul zijn sadisme uitleven in Palestina nadat de Joden in opstand waren gekomen. Pilatus stond ook bij de Romeinen als zeer wreed bekend.

De kwaadaardige verzinsels over deze kruisiging zijn heilig verklaard. Zo hebben de Romeinen hun zondebok verdoemd. ("Zijn bloed kome over ons en onze kinderen", roept het joodse volk ons toe in die perverse geschiedenis bij Lucas. Dat had nooit opgeschreven mogen worden. Dat staat vast.) Het is uiteraard discutabel, of deze naargeestige onderstroom in onze culturele geschiedenis (waarin joden- en christendom zeker een belangrijke rol spelen) wel precies in overeenstemming is met de werkelijkheid.

De wijngaard, de eigenaar en de pachters

Op grond van de overgeleverde evangelieverhalen neem ik toch wel aan dat Jezus op instigatie van de Schriftgeleerden is gearresteerd op last van Pilatus. Jezus werd steeds populairder en het joodse volk was opstandig onder het heidense regiem. Pilatus paste de gebruikelijke afschrikking toe, afgekeken van de Cartagers: kruisigingen. Later kwamen de Romeinse legioenen om de Joden te vernietigen.

Jezus opereerde in de traditie van de ware profeten, klokkenluiders. Zo las de profeet Nathan de beroemde koning David de les toen hij Batseba had begeerd en veroverd door grof machtsmisbruik. Jezus ontmaskerde de vrome Farizeeën en de Schriftgeleerden steeds openlijker als schijnheilig en goddeloos.
In de gelijkenis van de wijngaard, de pachters en de eigenaar, staat Jezus zelf voor de zoon van de eigenaar. Hij komt als boodschapper met diens aanmaning om de pacht te betalen: dat is de boodschap van Jezus Christus – heb uw medemens lief als u zelf en God boven alles, twee geboden die hij aan elkaar gelijk stelde. Eerdere afgezanten (profeten) waren afgewezen. Jezus pretendeert eigenlijk de Messias te zijn in deze parabel. De pachters zeggen – laten we hem doden, hij is de erfgenaam dus dan is de wijngaard van ons. De pachters in de parabel zijn de al te vrome Schriftgeleerden. Zij zochten hem te doden, temeer daar hij de Messias pretendeerde te zijn.

Lees verder >>>