De materialistische werkelijkheid en de waarde van ons bestaan (deel 1)

     Jan Wedeven

     september 2022

Op dit essay heeft drs. B. Hoogeboom commentaar geleverd (28-9-2022), dat ik cursief weergeef binnen mijn oorspronkelijke tekst.

Commentaar van Boudewijn Hoogeboom, 28-9-2022:
In deze tekst wordt een diepe bezorgdheid over de maatschappij en zelfs de hele cultuur waarin we leven uitgesproken. Hier kan ik mee instemmen. Ik meen dat het hierbij vooral gaat om de dominantie van een materialistisch wereldbeeld in de wetenschap, dat via het overheidsbeleid geleidelijk steeds meer terreinen van het leven beheerst. Mensen worden steeds nadrukkelijker geïdentificeerd met hun kwantificeerbare materiële eigenschappen. Dit heeft zijn weerslag op de manier waarop mensen zichzelf en elkaar zien en met elkaar omgaan, met als gevolg een uitholling van de betekenis en waardigheid van een mensenleven.

We hechten veel waarde aan de kwaliteit van ons milieu, van de wereldvrede en van ons (lichamelijk en geestelijk) welzijn in de ruimste zin. Toch kunnen we niet veel uitrichten met die gekoesterde waarden. Het samenleven van de mensen in onze wereld wordt niet beter maar eerder slechter. Hoe komt dat? Dat komt, meen ik, in de eerste plaats omdat deze waarden immateriële waarden zijn. Het zou verheugend zijn als het daarmee de goede kant op zou gaan; maar het gaat verkeerd en dat is jammer: het verpest steeds meer mensenlevens en dat doet verdriet; dat vooruitzicht is onaangenaam of beangstigend.

Ik meen dat immateriële waarden al heel lang bestaan, en over de beoordeling van de wereld in termen van die waarden verschillen de meningen. Als je kennis neemt van de geschiedenis zijn er perioden aan te wijzen waarin het slecht gesteld is met rechtvaardigheid, welvaart en welzijn. Het lijkt er op dat de huidige tijd in veel opzichten juist relatief gunstig afsteekt bij vroeger tijden.

Die gevoelens hebben waarde: namelijk voor ons welzijn, te meer daar ze logisch zijn. Die waarden zijn, hoe je het ook wendt of keert, immateriële waarden die niet op geld waardeerbaar zijn - met geen mogelijkheid.

Waarden zijn per definitie immaterieel. Veel waarden zijn gericht op nut en tastbare zaken en die zou je materialistisch kunnen noemen, andere waarden zoals rechtvaardigheid en kwaliteit van leven zou je meer geestelijk kunnen noemen.

De vertaalslag ervan naar actie, actief optreden en ingrijpen, is enorm problematisch. Om niet te zeggen onmogelijk.

Dat is een kwestie van overheidsbeleid. En dat is inderdaad moeilijk, omdat mensen verschillende belangen en verschillende meningen hebben en omdat de effecten van beleidswijzigingen pas op lange duur zichtbaar worden.

Dat is niet toevallig zo. Die vertaalslag naar actie is voorgeprogrammeerd, namelijk door onze materialistische opvatting van de werkelijkheid waaraan we zo gehecht zijn, of die nu zinvol is of niet.

Inderdaad: in opvoeding en onderwijs wordt een materialistisch wereldbeeld overgedragen waarbij aangenomen wordt dat het menselijk bewustzijn het product is van materiële processen in de hersenen. Materie is primair en bewustzijn is daarvan een afgeleide. Voor een weerlegging van het materialistische wereldbeeld: Bernardo Kastrup: Why materialism is baloney (baloney = onzin, jw).

Die opvatting is hoogstens realistisch, maar kennelijk niet nuttig en zinvol.

De materialistische opvatting hangt samen met een mechanisch wereldbeeld en met de ontwikkeling van de wetenschap. De vele toepassingen van de wetenschap hebben wel bijgedragen tot welvaart en in die zin is de materialistisch opvatting wel nuttig geweest.

Het gaat immers de verkeerde kant op met die waarden, al lang en als dat zo door gaat, is dat destructief in alle opzichten.

Dat ben ik met je eens.

Tastbare waarden als obsessie

Onze enorme onderlinge verschillen in welstand en status zijn disfunctioneel en contraproductief. Dat wordt steeds nijpender. En oorlogen die er altijd zijn, worden gevaarlijker en wreder. Dwalen de mensen niet als schapen onder leiding van wolven in schaapskleren? Ze varen er wel bij, dat normale morele principes verbannen zijn uit de realiteit, in feite. Wie varen daar wel bij? De werkelijkheid is van louter materiële betekenis. Is dat de waarheid? Natuurlijk niet.

Enigszins normale mensen, en dat zijn verreweg de meeste, zijn daar niet van gediend, maar juist de weinigen die het voor het zeggen hebben, zijn daar niet geschikt voor en verpesten het voor de rest – een sociologische wetmatigheid, waar we niets aan veranderen. Waarom niet? Het gaat de mensen om concrete materiële waarden. Zou het misschien daarmee te maken kunnen hebben, op een of ander manier, zou je je kunnen afvragen. Dat kan geen kwaad, of wel? Ik wil niemand iets opdringen.

Aanzien en welstand en brood en spelen zijn tastbaar en liggen voor het grijpen, zo verliefd als we zijn op de schone schijn; maar we worden daar niet per se gelukkig van, omdat het uiteindelijk (en a priori) om die immateriële waarden gaat, menswaardigheid en vrijheid, die abstracte noties. Daar zijn we niet van doordrongen, bepaald niet. En het is ook niet vanzelfsprekend. Onze instituties die idealistisch zijn in de juiste zin des woords, worden niet goed begrepen, mijns inziens. Ab institutionibus non cognoscimus.

De eenzijdige nadruk op tastbare waarden en het negeren of terzijde schuiven van alles wat daar niet toe te herleiden is, is inderdaad kenmerkend voor onze maatschappij in de afgelopen decennia. Het leidt tot een verschraling van de samenleving. Commercie en overheid worden steeds dominanter in het leven van mensen ten koste van de gemeenschapszin.

Lees verder >>>