De amorele kwaliteit van het moderne denken (4)

      Jan Wedeven

Selffulfilling prophecy

Het gortdroge mensbeeld van de gedragswetenschappen heeft niet bijgedragen aan ons onderscheidingsvermogen.
Het inconsequente van het beperkte mensbeeld van de moderne wetenschap begint al meteen bij de onderzoeker zelf. Die ontkomt immers niet aan zijn eigen geestelijke kwaliteiten. Hij is zelf niet iets als een dier zonder menselijke moraal, zoals hij algemeen voorondersteld voor zijn onderzoek. Hij gaat dus uit van een fictie. Dat mag, maar alleen als hij de beperkingen daarvan niet uit het oog verliest. Dat gebeurt helaas wel.

Uit modern onderzoek valt af te leiden dat we ons laten bepalen door onze biologische behoeften en drijfveren. Is dat daarmee dan aangetoond? Neen, het is een petitio principii. Het was eigenlijk al voorondersteld in het onderzoek, stilzwijgend, en dus is niets van dien aard bewezen. Schijn bedriegt. Helaas worden zulke vermeende inzichten gemakkelijk een selffulfilling prophecy. Men gaat zich ernaar gedragen.

Daarentegen zijn ondeugden zoals hebzucht, nijd of heerszucht waardoor mensen zich helaas laten leiden, taboe in het moderne denken. Het onderwerp is te beladen en te “moralistisch”, en men wenst zichzelf er niet mee in verband te brengen. Zelfs hedendaagse filosofen en theologen doen dat liever niet, voor zover ik weet.

De menselijke conditie wordt gelukkig niet alleen bepaald door kwaadaardige neigingen en driften. We hebben immers de persoonlijke mogelijkheid / het vermogen die te bestrijden en het goede te doen. (In de gedenkwaardige woorden van Paulus: laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.)

Dat neemt niet weg dat mensen zich massaal vergapen aan statussymbolen en machtsvertoon en ze sloven zich uit om bij de aanzienlijken in de gunst te komen. Om der wille van de smeer likt de kat de kandelaer. Iemand als Beethoven nota bene had grote bewondering voor Napoleon en droeg zijn `Eroica` aan hem op. Dus, zo bezien, is de mens inderdaad in wezen een dier. En des te afkeurenswaardiger is het om daar dan ook maar “gewoon” vanuit te gaan, alsof daar alles mee is gezegd.

Materialisme als levensbeschouwing

Juist als de mens de mens onderzoekt moet zijn mens-zijn vooropstaan. Zijn geest onderscheidt hem van het dier en stelt hem in staat onderzoek te doen. Daar dient hij dan ook vanuit te gaan. Dat is in overeenstemming met de filosofische redenering van Descartes, de baanbreker van de Verlichting: ik kan aan alles twijfelen, maar mijn eigen twijfel, mijn denken, mijn geest, kan ik niet betwijfelen. Dat is mijn enige zekerheid. En daar moet ik dus vanuit gaan. Dat kan niet anders. Ik denk dus ik ben.

Helaas is de materialistische levensbeschouwing, hoe innerlijk tegenstrijdig ook als we Descartes’ volgen, zo ingeburgerd dat men Descartes niet meer begrijpt. Men meent dat de moderne wetenschap met zijn inzicht in overeenstemming is. Dat lijkt op bewustzijnsvernauwing ten gevolge het onprincipiële denken.

Het materialisme van de wetenschap is slechts een fictie, een werkhypothese om onderzoek te doen. Maar die fictie wordt vervolgens voor waar aangenomen, haast onwillekeurig. Het is een postulaat geworden. We hebben ons laten bezwendelen door de prachtige resultaten van de exacte wetenschappen. Ook daar stuit men op de grenzen van die materialistische hypothese: bij extreem onderzoek in de astronomie en in de chemie op subatomair niveau.

De normloosheid van het materialisme (als levensbeschouwing) blijkt bijvoorbeeld uit de verwoede pogingen ons gedrag te verklaren uit onze evolutie, ook als dat nogal vergezocht is. Ethiek mag geen rol spelen, alsof dat bij voorbaat uitgesloten is.

Een onmogelijke consequentie van het materialisme is determinisme. Alles is verklaarbaar door ketens van oorzaak en gevolg en die oorzakelijkheid berust uiteindelijk op toeval, wat dat ook moge zijn. Zo bekeken bestaat menselijke vrijheid niet echt. Maar dan zou een samenleving ook niet mogelijk zijn. Die kan immers niet bestaan zonder verantwoordelijkheid, en verantwoordelijkheid veronderstelt wilsvrijheid.

Samenloop

Het amorele neoliberale (of “economistische”) denken gaat samen met het niet principiële materialistische denken, afkomstig van de moderne wetenschap – materialistisch in levensbeschouwelijke zin. Het denken in termen van macht en status wordt niet meer bijgestuurd door het denken in termen van bevoegdheid en rechtvaardigheid. Onze staatsrechtelijke waarborgen bestaan nog in formele zin, maar zijn in feite uitgekleed of afgeschaft zonder noemenswaardig protest. Machtsuitoefening door de staat is daarom niet meer behoorlijk gelegitimeerd en de regering is dus eigenlijk onbevoegd.

Er is geen (institutionele) bemiddeling meer tussen het centrale gezag en de bevolking: de vakbeweging is gemarginaliseerd, evenals het maatschappelijk middenveld voor het grootste deel. De woningcoöperaties zijn vervangen door corporaties, die het totale sociale woningbestand gratis hebben verkregen op een schemerige achternamiddag.

Referenda bieden geen uitkomst voor het ontzielde politieke bestel. Voor bescherming van minderheden is geen plaats in een referendum. Bovendien wordt de meningsvorming vertroebeld door ingehuurde campagnestrategen en communicatiedeskundigen. Ook de interne partijdemocratie en de parlementaire vertegenwoordiging worden bedreigd door dergelijke specialisten, door manipulatieve peilingen en door pseudo-charismatisch leiderschap. (Bij kiezersonderzoek wordt de kolom voor de zwevende kiezers weggelaten.)

Constitutief denken

Het is te zot: het waardeloze pragmatisme van deze tijd, het blindvaren op marketing en beeldvorming, de brutale afbraak van de rechtsstaat en de publieke moraal en de liederlijke overwaardering van status en geld. Het is griezelig. Zonder idealen verwildert het volk. Het denken zelf is onzindelijk geworden. Het is zelfgenoegzaam en onverantwoord, ongefundeerd, kleingeestig en onsamenhangend, getuige het normloze taalgebruik. De taal van politici is simplificerend, gemakzuchtig, verhullend en huichelachtig en vaak sensatiebelust.

Alles draait om geld, macht en status. En beeldvorming, natuurlijk. Dat is naargeestig. Zijn we van alle goede geesten verlaten? Zijn we als dieren, in werkelijkheid? Is het fascisme dan niet het beste systeem?

Alles draait om rechtvaardigheid en betrouwbaarheid. Dat lijkt me een beter vertrekpunt. Maar dan zullen we echt tot bezinning moeten komen. Er is een omslag nodig in ons bewustzijn die het morele begripsvermogen en het onderscheidingsvermogen in algemene zin herstelt. Het uitgeholde, materialistisch georiënteerde denken zou zich moeten ontwikkelen tot principieel gemotiveerd en geïnspireerd inclusief denken, een constitutieve denkwijze. Goed begrip van de morele dimensies en adequaat gebruik van de grammatica leveren degelijke taal op die appelleert aan ons betere begripsvermogen.

Constructief denken vanuit principes is hoog nodig: in overeenstemming met de mensenrechten, de grondrechten en met beginselen als gelijkwaardigheid (zonder aanziens des persoons, ongeacht status, kapitaal enz.), wederkerigheid, goede trouw en solidariteit. Die algemeen gedeelde ethische noties hebben hun appellerende werking verloren in het onverschillige denken van de 21e eeuw.

Het integere denken, adequaat verwoord, koppelt conclusies terug naar zijn principiële uitgangspunten. Daar ontbreekt het ten enen male aan in de moderne wetenschap. Als het denken en de taal zich normaal zouden weten te disciplineren, zou een menswaardig bestaan mogelijk worden voor iedereen.