10 augustus 2022
Jan Wedeven
Over vooroordelen of vooronderstellingen gesproken, Spinoza stelt in zijn hoofdwerk Ethica (voluit: Ethica Ordine Geometrico Demonstrata, posthuum uitgegeven in 1678) werkelijkheid en volmaaktheid aan elkaar gelijk, sic. Daarmee zegt hij eigenlijk: zo wens ik de werkelijkheid op te vatten, hoe verschillend die twee begrippen ook zijn. Hij kan en mag dit doen precies zoals een wiskundige kan stellen dat x = y.
Hoe kleingeestig en vernederend was zijn verbanning uit de Joods Portugese gemeenschap in het Amsterdam van de V.O.C. vanuit zijn eigen gezichtspunt? Is zo iets naargeestigs verenigbaar met een als volmaakt gedefinieerde werkelijkheid? De vraag stellen is haar beantwoorden. En dan heb ik het nog niet eens over de afschuwelijke moord op de tolerante gebroeders de Witt in het rampjaar 1672, die hij scherp veroordeelde. Zijn Ethica is onbegrijpelijk knap geformuleerd als een wiskundig bewijs van samenhangende stellingen en dat ook nog in het Latijn, de taal van de wetenschap. Hij kende ook Hebreeuws, Spaans, en Nederlands en Portugees was zijn moedertaal. Hij was een zachtmoedig en bijzonder vriendelijk mens met een vlijmscherpe tong. Hij sleep lenzen en fabriceerde mooie microscopen om in zijn onderhoud te voorzien. Mede daardoor leed hij 20 jaar lang aan tbc, zijn doodsoorzaak.
Spinoza zegt nergens dat hij oorzakelijkheid en noodzakelijkheid aan elkaar gelijk stelt. Toch doet hij dat, alsof dat vanzelfsprekend en onbetwistbaar is. Het is de consequentie van zijn opvatting, zijn propositie beter gezegd, dat de werkelijkheid volmaakt, perfect, is. (Met (biofysisch) determinisme heeft dit naar mijn mening niets te maken – wat wel beweerd wordt - omdat de waarheid nu eenmaal is dat de werkelijkheid helemaal niet perfect is. En dat zal Spinoza niet hebben geweten?) Leveren de prachtige natuurfilms van de BBC met deskundig commentaar overigens niet een overvloed aan bewijs van de fantastische doelmatigheid zonder noodzaak van flora en fauna, de dynamische ecosystemen? Als een gigantische symfonie fantastique. Ik kan het moeilijk anders zien. Maar wie ben ik? Wie zijn wij?
Spinoza (1632-1677) is als rationalist en idealist rechtstreeks vergelijkbaar met de eveneens verbannen autonome denker Descartes (1596-1650), die net als hij de ratio alias de geest a priori stelt (avant la lettre) ten opzichte van alles wat er is, in zijn Discours de la methode dd 1637. Hij leerde ons algebra toe te passen op meetkunde. Met onmetelijke gevolgen. Hij kraamde ook wel onzin uit. Hij werd de sleutelfiguur van de wetenschappelijke revolutie.
Zij kenden elkaar en elkaars ideeën. Zij werden verketterd, behalve binnen hun eigen kring vrijdenkende en geleerde vrienden. Ze pasten niet binnen het mensbeeld van de kerken. Zij zijn de grondleggers van de Verlichting, weten we nu. Spinoza maakt ons duidelijk dat alles – de complete natuur – voortkomt uit het ideale denken ofwel de goddelijke geest (welke dus de oorsprong is van ieder van ons en van alles), waar ieder mens deel aan heeft. Per se, eo ipso. Er zij licht en er was licht.
Stel hier eens tegenover voor de aardigheid en ter wille van de ironie van de geschiedenis de oorzaak-loze postmoderne mens van omstreeks 2000 na Chr. als het zinledige product van toevalligheden in een godloos materialistisch universum, veroorzaakt door zo iets als een onkenbare want onmeetbare oerknal. Ik kan het niet helpen dat ik hierbij denk aan de postmodernist en deconstructivist Derrida – what ‘s in a name. De Algeriaan Jacques Derrida (1930 – 2004) leidde een turbulent leven en staat wijd bekend als spraakmakend filosoof. Hij schreef “Marges de la filosofie” reeds in 1972 [niet: “Des marges …” ; marginale deconstructie in uitvoering?, jw].
Benedictus de Spinoza bewijst in zekere zin zijn gods- en mensbegrip door juist daar vanuit te gaan, om vervolgens virtuoos redenerend tot diezelfde slotsom te komen: quod erat demonstrandum. Hoe subliem ook, is deze demonstratie niet een petitio principii? Niet is toch bewezen wat al was voorondersteld bij wijze van vooroordeel? Of zie ik dat verkeerd? Dat moet wel in dit geval. Hoe had Spinoza van iets anders uit kunnen gaan? Wie het weet, mag het zeggen. Hij betrad onontgonnen gebieden van de exacte wetenschap die nog alle kanten op kon. Daar zijn veel van zijn abstracte redeneringen achteraf gezien een slag in de lucht. Zo bestreed hij allerlei onzin afkomstig van niemand minder dan Descartes. Wie-weet heeft dat zijn nut gehad. Doolhoven zijn een noodzakelijk bijverschijnsel van de ontwikkeling van de wetenschap. Over noodzaak gesproken.
Inzicht in de waarheid is onlosmakelijk verbonden met inzicht in de gevoelens en emoties alias de affecten. Het volmaakte inzicht in de waarheid is gelukzaligheid. Alles hangt met alles samen als vanzelfsprekend en is in wezen een. Dat is zo de iure. Van rechtswege. Niet de facto natuurlijk. Het is geen feit maar een principe. Het is (de intellectuele) boodschap van Spinoza, zijn petitio principii. En het is toevallig ook de boodschap – maar wat heet toeval – van oosterse en westerse mystici.
Die affecten zijn de redenen van het hart die de rede niet kent naar de beroemde uitspraak van Pascal, de wiskundige en filosofische geleerde die in hetzelfde tijdsgewricht leefde als Spinoza. Vanuit die geleerde capaciteiten zegt Pascal dat het verstandiger is te geloven dat god bestaat dan om dat niet te doen, waaruit volgt dat god bestaat. De vreze des Heren is het beginsel der wijsheid, als ik zo vrij mag zijn op te merken.
Dat alles neemt niet weg dat het te betwijfelen is dat de werkelijkheid volmaakt of perfect is. Sterker nog, dat is niet waar, in strijd met de feiten, waarvan acte. Daar toch vanuit gaan en blijven gaan, expliciet en consequent, is rotsvast geloven in het goede, bona fides in optima forma. Zo uitgebreid en onverstoorbaar als Spinoza dit ten toon spreidt, biedt ons het overvloedige taalkundige bewijs van de noodzaak van dit ultieme idealisme. Althans voor wie enigszins bereid is in de goedheid van de mens te geloven, de goede mens. Dan is Bona Fides de noodzakelijke conditie van en voor de mens, zijn conditio sine qua non: op straffe van zinledigheid, deconstructie per definitie, non-essentie. Het credo in zijn essentie. Bona Fides petitio principii necessitatis causa. To be or not to be, that is the question.
Copyright © 2022 mr. J. Wedeven, Groningen