Het probleem van de theodicee

      mr. J. Wedeven, 2018

De vraag is en blijft waarom God het lijden en het kwaad toestaat in de wereld – het zogeheten probleem van de theodicee.

Of Hij kan het kwaad niet opheffen in strijd met zijn almacht, of Hij kan dat wel maar wil het niet - in strijd met zijn goedheid. Het probleem is dus onoplosbaar.

Je zou de vraag eens anders kunnen stellen: Hoe zou God zich tegenover ons moeten kunnen verantwoorden voor al het lijden op aarde - zijn schepping? En: hoeft God zich eigenlijk wel tegenover ons (zijn schepselen) te verantwoorden? Zou dat ergens voor nodig zijn soms?

Misschien is het dus zinvol ons het volgende af te vragen. Is het Gods schuld dat wij ons verkeerd gedragen? Ook daarmee wordt het probleem van het lijden niet (dwz niet helemaal) opgelost, want er is ook kwaad door natuurrampen en wreedheid in de natuur waar we weinig aan kunnen doen. Die laatste probleemstelling vergt wel een andere opstelling tegenover het probleem: praktisch en realistisch. Hoe denken profeten, mystici en andere gelovigen en hun leiders hierover?

Jezus Christus, de laatste echte joodse profeet en inspirator van een grote godsdienst, Paulus de (verlichte) Romein, Thomas (evangelie ~ : gnostische traditie), Augustinus, de bekeerling, vgl Kierkegaard, Thomas van Aquino ( “credo quia absurdum”), Franciscus de asceet, Benedictus de monnik, paus Johannes XXIII de hervormer, de Poolse Voytila de revolutionair en heden Franciscus de barmhartige Argentijnse sloppenbuurt-prediker. En de uitermate vrome Thomas a Kempis met zijn al te brave navolging v. Chr.

Te denken valt ook aan de reformatorische narcisten Calvijn en Luther contra de generalist Erasmus. De humanisten Hobbes - homo homini lupus - Erasmus als vrijheidsfilosoof en als vluchteling (- de pest). Spinoza de rationalist, weldegelijk gelovig.

Ex priester Oosterhuis met absurdistische lied-teksten. Kuitert als idealistisch humanist. God = menselijke verbeelding, slechts zinvol door context. Marginaal gelovig. Zijn marginalisering begon bij de watersnoodramp in Zeeland en is na Auschwitz vermoedelijk beïnvloed door Sartre’s existentiefilosofie.

Ghandi, Bonhoeffer en Mandela zijn grote geesten, die het niet in hun hoofd zouden halen de zonde bij de mens te miskennen. In het Christendom (net als in andere godsdiensten) stellen geestelijk leiders (zoals pausen en priesters en figuren als Luther en Calvijn, of zelfbenoemde profeten) zich op tussen de gelovigen en God. Zij weten - zeggen ze - wat God van ons verlangt en wat zijn barmhartigheid is of zijn genade. Eigenlijk stellen ze zich daarmee boven God. Die houding sluipt er gemakkelijk in. Een brave protestant die wil weten wat Gods genade voor ons betekent, gaat te rade bij Luther. Maar God hoeft zich toch niet tegenover Luther te verantwoorden, voor wat dan ook?

Bij het laatste oordeel komen wij aan de hemelpoort. Laten we daar even vanuit gaan. Kunnen wij God daar ter verantwoording roepen en hem beoordelen? Dat zou de omgekeerde wereld zijn. En dat kunnen we dus misschien ook nu beter niet doen.

De waarde van het christendom is mijns inziens dat wij ons behoeven te verantwoorden tegenover God bij ons doen en laten hier op aarde, in de overtuiging dat Zijn welwillendheid en goedheid ons deelachtig wordt als we zijn wil doen en zijn goedheid trachten te evenaren.

Gods wegen zijn Zijn wegen en ze zijn netelig en wonderbaar voor zover wij weten. Ne scio. Ik ken ze niet. Sed scio cogitare. Maar ik weet ze te bedenken. Gedanken sind frei. Daarbij horen we wel het nodige onderscheidingsvermogen te bezitten.