Elk nadeel heb z’n voordeel (2)

      Jan Wedeven

Tocht

Zijn gezondheidstoestand kan een rol gespeeld hebben bij z’n beslissing om niet tegen Morphy uit te komen. Op 34 jarige leeftijd had hij een zware longontsteking opgelopen. Dat was vlak voordat hij de revanchematch zou gaan spelen met Saint Amant, oktober 1844, in Parijs.

Een jaartje eerder had hij de Fransman immers verslagen. Misschien had hij dit keer bij de overtocht over het Kanaal wat te veel op de tocht gestaan. Over tocht gesproken: de wedstrijd moest op het laatste nippertje worden afgeblazen. Hij overleefde die longziekte ternauwernood, en herstelde er nooit helemaal van. Hij hield er hartklachten aan over. Het was ook door een hartaanval dat hij aan zijn einde zou komen. Ondanks die kwaal heeft hij diverse matches gespeeld. Meestal won hij.

Fiancetto-spel

Als theoreticus borduurde Staunton voort op de inzichten van Philidor die de basisconcepten op de rails had gezet. Staunton voegde daar echter belangrijke ideeën aan toe. Hij propageert het fiancetto-spel als strategisch plan, tegen het gebruikelijke oordeel van die tijd in. Het fiancietteren van de loper stond bij zijn tijdgenoten nog te boek als ietwat verdacht, niet voortvarend genoeg. Ook Morphy was die mening toegedaan. Kan iemand zich een partij van Morphy voor de geest halen waarin hij zijn loper op g2 of g7 zet? Zelfs Steinitz vond die speelwijze nog verwerpelijk.

Ruy Lopez

Over de Spaanse opening – ook wel Ruy Lopez genoemd – heeft Staunton een veelgeroemde, doch discutabele uitspraak gedaan. Die luidt als volgt: “After 1.e2-e4 e7-e5 Black’s game is embarrassed from the start.”

Dat is boud gesproken, heer graaf. Toch getuigt dit oordeel van inzicht (natuurlijk vooral in combinatie met wat hij aan analyses te berde bracht), en die toch wel subtiele kwalificatie kan de goedkeuring van Robert Fischer wegdragen in zijn ‘My 60 memorable games’.

Staunton schonk bij voorkeur aandacht aan de flanken, had oog voor de kracht van de pionnen daar, zoals die in de Engelse Opening wordt benut. Hij wou zich – vooral als theoreticus – niet blindstaren op de centrale velden.

Hypermodern

Daarmee belanden we dan bij wat wel als de grootste verdienste van Staunton voor de ontwikkeling van het schaakspel kan worden gezien: de introductie van het “hypermoderne” schaak, niets minder dan dat, later uitgebouwd door Reti en zijn medestanders. De naam Nimzowitsch dringt zich hier eveneens op. Staunton zette bij wijze van spreken de hypermoderne denktrant in de grondverf. Die houdt in grote trekken in dat je het centrum niet bezet, maar vanaf de flanken onder schot neemt. Later rol je het centrum op of je neemt het met tactisch vernuft stormenderhand in bezit.
In het verlengde hiervan ligt wat hij aanbeveelt als een goede standaardopstelling, zowel voor de wit- als voor de zwartspeler. Dat ziet er dan zo uit:

(Pion op) c4, Pc3, g3, Lg2, e3, Pge2, 0-0, en voor zwart het spiegelbeeld: c5, Pc6, enzovoort. De dameloper kan in een later stadium nog op de lange diagonaal geposteerd worden.

Dit Staunton-systeem raakte na zijn dood in onbruik, maar werd door Nimzowitsch in ere hersteld, met name voor Zwart in het Siciliaans. (Wat je dan krijgt, kun je een rare Draak noemen, een getormenteerde Draak. Jullie zijn gewaarschuwd).

Rest mij nog op te merken – natuurlijk zonder te willen suggereren een volledig beeld te hebben geschetst, dat zou nogal dwaas zijn – dat het door Staunton gepraktiseerde en naar hem genoemde gambiet nog steeds een levensgevaarlijk wapen is tegen het Hollands, the Dutch Defence die in die tijd in rudimentaire vorm al bestond.

De schaakannalen

Waarom, zo vraag je je af, staan er in de klassieke schaakannalen geen Nederlanders opgetekend die van blijvende betekenis zijn geweest voor het vorstelijke spel? Die hun gewicht in goud waard waren of zelfs in graniet? Hebben wij in die hall of fame dan niks te zoeken? Ons Koninkrijk der Nederlanden was vroeger toch ook een wereldmacht, net zo goed als het Engelse en het Franse imperium. De Duitsers laten we maar even buiten beschouwing. (Steinitz en Lasker moesten vluchten.)

Hoe komt dat zo? Er is maar een antwoord mogelijk. We zijn een land van kooplieden en dominees, altijd al geweest. De verontwaardigde lezer denkt nu misschien: ‘Ja, maar vinden wij het dan soms geen bijzondere deugd als je iemand mat weet te zetten?’ - Misschien, hang ervan af. Vooral interessant is de vraag: wat koop je ervoor?